-
1 imitation
adj. imitatie, onecht (van leer of sieraad)--------n. imitatie, navolging, namaak[ immitteesjn] 〈 ook attributief〉♦voorbeelden: -
2 round
adj. cirkel--------adv. rondom--------n. ronde; cirkel--------prep. rondom--------v. afronden, afmakenround1[ raund]2 ronde ⇒ rondgang; toer6 〈 muziek〉drie/vierstemmige canon♦voorbeelden:go/do the rounds • de ronde doen, doorverteld wordenhe stood us a round of drinks • hij gaf een rondje3 rondte♦voorbeelden:theatre in the round • théâtre en rond, arenatoneel————————round2〈bijvoeglijk naamwoord; roundness〉1 rond ⇒ bol, bolvormig2 rond ⇒ gebogen, cirkelvormig♦voorbeelden:in round terms • ronduit————————round3♦voorbeelden:round out • dik worden, opzwellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 omringen4 rondgaan ⇒ rondrijden/lopen (op/in)♦voorbeelden:round off sharp edges • scherpe randen rond afwerkenround off • besluiten, afsluiten 〈avondje e.d.〉round (up)on someone • tegen iemand van leer trekken, zich woedend tot iemand keren→ round up round up/————————round4〈 bijwoord〉3 bij ⇒ bij/voor zich♦voorbeelden:he did it the right/wrong way round • hij deed het goed/verkeerdsend round • verspreidenhe talked her round • hij praatte haar omround and round • als maar rondI lost my ring round here • ik ben mijn ring hier in de buurt verlorenthey brought her round • ze brachten haar weer bij (bewustzijn)send round for the girl • stuur iemand om het meisje te halen————————round5〈 voorzetsel〉1 〈plaats en richting; ook figuurlijk〉om ⇒ rondom, om … heen♦voorbeelden:they sat round the storyteller • ze zaten rond de vertellerit must be somewhere round the house • het moet ergens in (het) huis zijn -
3 lightweight
adj. lichtwegend; lichtgewicht-; onbelangrijk--------n. lichtgewicht (ook bij boksen); onbelangrijk iemandlightweight -
4 nonsense
n. onzin, waanzin; leugen[ nonsns]2 nonsensversjes/poëzie♦voorbeelden:1 make nonsense of, 〈 Brits-Engels ook〉make a nonsense of • tenietdoen, het effect/resultaat bederven vanstand no nonsense • geen gekheid/flauwekul dulden -
5 parting
adj. afscheidend; scheidend; van afscheiding--------n. scheiding; vertrek, afscheid[ pa:ting] 〈 ook attributief〉♦voorbeelden: -
6 armchair
-
7 stand-alone
stand-alone〈 ook attributief〉 〈 computer〉 -
8 Photofit
-
9 bug
n. ongedierte; bacil, virus; (in computers) bug, een onvolkomenheid in een computerprogramma met grote gevolgen voor de werking van het programma; een afluister mikrofoon--------v. microfoon inplanten; verzamelen (van insekten)bug1[ bug] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————bug2〈werkwoord; bugged〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:2 what's bugging him? • wat zit hem dwars?stop bugging me! • hou op met je gezeur! -
10 caste
n. kaste, afgesloten sociale klasse[ ka:st] 〈 ook attributief〉♦voorbeelden:3 lose caste among/with • in aanzien dalen bij/tegenover -
11 defence
n. verdediging, protectie, bescherming2 verdediging(srede) ⇒ apologie, verweer♦voorbeelden:1 verdediging ⇒ afweer, defensief♦voorbeelden:in defence of • ter verdediging vanIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉 -
12 glamour
n. "Glamour", Amerikaans maandblad voor vrouwen inzake verscheidene onderwerpen (gezondheid, schoonheid, carrière, geld, enz.)1 betovering ⇒ bekoring, schone schijn♦voorbeelden:cast a glamour over • betoveren, bekoren -
13 high street
high street♦voorbeelden: -
14 lace
n. koord; veter; schoenveter; sterke drank die men toevoegt aan eten of drinken--------v. vastrijgen, rijgen, snoeren; versieren (met kant); iem. afrossen (slang); sterke drank toevoegen (aan voedsel, etc.)lace1[ lees] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————lace2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 main
adj. hoofd-; voornaamste--------n. hoofdleiding (v. gas, water, elektriciteit); hoofdzakelijke deelmain1[ meen] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈meervoud; ook attributief〉 (elektriciteits)net ⇒ elektriciteit, lichtnet; 〈 ook〉 gasnet, waterleiding♦voorbeelden:————————main21 hoofd- ⇒ belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:main course • hoofdgerechtmain street • hoofdstraatmain deck • hoofddek, opperdek -
16 oak
-
17 pants
n. broek; onderbroek2 (dames)onderbroek ⇒ kinderbroek(je), panty's♦voorbeelden:〈 slang〉 with one's pants down • onverhoeds, met de broek op de enkels -
18 ricochet
n. ricochetschot (afketsend)--------v. opstuiten, afketsenricochet1[ rikkəsjee] 〈zelfstandig naamwoord; ook attributief〉♦voorbeelden:————————ricochet2〈werkwoord; ook ricochetted〉♦voorbeelden: -
19 Jim Crow
-
20 Midlands
[ midləndz] 〈the; ook attributief〉♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский